De laatste dagen voor de TCR liep de spanning flink op. De route was gepland, de fiets had een laatste check gehad door Kaptein tweewielers, m’n training zat erop en m’n spullen stonden klaar. Het enige wat nu nog restte was wachten tot de start. En met het wachten kwamen de zenuwen, de laatste 2 dagen had ik het echt niet meer. Ik was dan ook blij toen ik eindelijk op pad kon.
Donderdag ging ik op weg naar de start, met de trein naar Brussel en het laatste stukje op de fiets naar Geraardsbergen. ’s Avonds op een terras met wat andere deelnemers de eerste pasta gegeten en de laatste biertjes gedronken en onze verwachtingen uitgewisseld. De laatste dag voor de start stond in het teken van registreren, eten, rusten en de zenuwen in bedwang houden. Met name de laatste uurtjes tot aan de start duurden een eeuwigheid, gelukkig waren Stef, Lis en Rebecca er om me gezelschap te houden. Het plan was om in de laatste uurtjes zoveel mogelijk te eten, maar de realiteit was dat ik geen hap door m’n keel kreeg. Na een halve pizza calzone was het tijd om richting de start te gaan. Hier wemelde het van de deelnemers die een laatste biertje dronken, probeerden te slapen of afscheid namen van hun meegereisde supporters. Hier viel gelukkig de spanning van me af en om middernacht werden we dan eindelijk op pad gestuurd. Na een ronde door Geraardsbergen starten we officieel aan de voet van de Muur.
Eenmaal op weg was het een fantastisch gevoel, bij iedereen was duidelijk merkbaar dat alle spanning en maanden van voorbereiding tot uitbarsting mochten komen. The race was on!
Tijdens de eerste nacht reed ik samen op met David Goldberg, een Amerikaan die al veel van dit soort tochten had gedaan en die ik nog wat tips kon ontfutselen. Rond een uur of 3 reed ik alleen en tegen zonsopgang voelde ik de eerste vermoeidheid. Voor deze echt door kon zetten werd ik verrast door een regenbui die er voor zorgde dat ik direct m’n droge kleren en regenkleding moest gaan aantrekken. De eerste ochtenduren waren zwaar in de regen en een stormwind tegen. Ik had het koud en zag geen andere deelnemers meer tot ik een klein dorpje in reed waar bij een bakker plots 4 fietsen stonden. Heel fijn om in de vroege ochtend wat medestanders te vinden om croissants en cola weg te werken en een beetje op te warmen.
Dag 1 verliep verder prima. Ik reed constant tussen de andere deelnemers, wat erg motiverend werkt en een klein probleempje met m’n GPS tracker kon snel opgelost worden. Wel verloor ik mijn bril, die onder een auto belande en op 1 poot verder moest. Verder verloor ik mijn natte shirt, dat ik blijkbaar niet goed had vastgebonden toen het hing te drogen aan mijn tas. Gelukkig kwam ik er binnen 1 km. achter en was er iemand zo vriendelijk geweest het aan een paal te binden. In het noorden van Frankrijk bleek weinig eten verkrijgbaar te zijn, dus het dieet bestond uit energierepen, bananen en een blik ravioli van de Aldi die wel open was. Tegen het einde van de dag belanden we met 5 man in een café waar chocoladerepen het enige eetbare waren. De voorraad was binnen no-time op en met een paar blikken cola erbij was dit het diner voor dag 1. Een Kroaat, die net als wij 350 km in de benen had dacht daar anders over: Hij bestelde 2 bier, sloeg ze achterover en was als eerste weer vertrokken. Na nog een uurtje rijden vond ik een mooi stenen huisje langs de kant van de weg, waar ik precies in paste met m’n fiets en m’n slaapmatje. Ik sliep als een roos, dag 1 was goed verlopen met 350 km op de teller en een goede nachtrust voor de boeg.
Aan het begin van dag 2 liet het gebrek aan eten zich voelen. Om 5 uur vertrok ik, ik had het koud en kreeg de trappers niet rond. Een eerste ontbijt hielp niet, dus besloot ik maar een tweede keer te stoppen. Een stokbrood met een paar flinke stukken kip en een kop koffie hielpen beter. Na de stop vloog ik weer over de weg. Ik kwam al snel m’n Kroatische biervriend weer tegen en gaf vol gas om de eerste slechte uurtjes goed te maken. Ik was lekker op weg en tegen 2 uur vond ik gelukkig een restaurant open voor lunch. Na m’n lunch heb ik wat fruit en noten ingeslagen zodat ik er weer even tegenaan kon. Na de middag moest ik behoorlijk wat hoogtemeters maken en zag ik geen enkele andere deelnemer meer. Er zit dan niks anders op dan verstand op nul en doorgaan. Aan het begin van de avond werd ik bij het binnenrijden van een dorp tegengehouden door een gendarme die me vertelde dat er een wielerwedstrijd bezig was. Nogal komisch, want ik deed al 2 dagen niets anders dan racen. Bij een eetcafé in dat dorp heb ik eten besteld, blijkbaar zoveel dat ze de tafel maar voor 2 dekten. Na het eten leidde m’n route me een steile klim van >10% op en toen ik boven was veranderde het asfalt ook nog in grindpad. Op zo’n moment vraag je je echt af wat je daar in godsnaam aan het doen bent. Later op de avond had ik weer een vermoeidheidssignaal toen ik 100 meter na een stop ontdekte dat m’n tas nog openstond. Tegen een uur of 10, met 275 km op de teller hoopte ik een hotel te vinden, maar ik kwam er helaas alleen een tegen van 140 euro per nacht. Toen ben ik maar weer in een stenen huisje beland, hetzelfde idee als de dag ervoor, maar dan langs een drukkere weg en met een lek dak. Midden in de nacht werd ik opgeschrikt door een schreeuwende man, m’n hart zat in m’n keel, maar gelukkig verdween het geluid weer en was ik moe genoeg om snel weer in slaap te vallen.
Aan het begin van dag 3 merkte ik dat ik meer slaap nodig had dan ik hoopte. Door m’n verstoorde nachtrust vond ik dat ik wel even mocht snoozen en zo werd het 7 uur voor ik weer op de fiets zat. In het eerste dorpje dat ik tegenkwam heb ik een nieuwe zonnebril gekocht, modelletje P Diddy, maar alles beter dan prikkende ogen van de zon, wind en vliegjes. De eerste uren waren wisselvallig qua weer, wat zorgde voor veel stops om kleding te wisselen en weinig ritme. Mijn ontbijt bestond uit energierepen, brood, kip en yoghurt. Ontbijt 2 was een couscoussalade bij een supermarkt op de stoep. Voor de lunch was er geen andere keuze dan een restaurantje waar ze enkel steak serveerden. Na de lunch werd mijn route gelukkig wat vlakker. Hier realiseerde ik me ook dat ik de geplande 300 km voor deze dag nooit ging halen en maar gewoon moest doorgaan en kijken waar ik uit zou komen. In Hautreville besloot ik te gaan dineren. De serveerster vroeg of ik het menu wilde, ik verwachte een kaart, maar bleek het dagmenu te hebben besteld. Weer steak!! Nadat ik deze ook weer had weggewerkt reed ik naar het volgende dorpje waar ik Charlotte en Jorien ontmoette. Zij hadden een weekend bij de Mont Ventoux doorgebracht en zochten me hier op. Echt enorm fijn om Charlotte even te zien. Dit gaf weer een goede mentale boost. Na 3 dagen fietsen was ik wel toe aan een douche, dus besloot ik na 215 km in Romans een hotel te pakken. Hier kon ik me opfrissen en een goede nacht in een bed maken.
Dag 4 had ik de Mont Ventoux in het vooruitzicht. Ik startte 6.50 vanuit Romans en bij de eerste ontbijtgelegenheid heb ik me goed volgestopt. Een minipizza, punt quiche, chocoladebroodje, tosti, rozijnenbroodje en 2 energierepen moesten me de eerste uren door helpen. De route deze dag was prachtig. Veel dalen in de morgen en daarna nog een flinke col op voor ik aan de afdaling richting de Ventoux begon. Voor Malauscene heb ik gelunched bij de Lidl. Ik had inmiddels ontdekt dat eten bij de supermarkt sneller, goedkoper en voedzamer is dan bij veel restaurants. Voorbij Malauscene ontmoette ik m’n ouders die me tot aan de top bleven volgen, aanmoedigen en fotograferen. De Ventoux zelf ging prima, in ruim 2,5 uur was ik boven, inclusief 3 stops waarvan 1 omdat ik realiseerde dat de chocoladereep in m’n zak aan het smelten was en ik deze snel moest opeten om nog wat energie mee te pakken. Op de top van de Ventoux was checkpoint 1 bereikt in 3 dagen, 16 uur en 20 minuten. Ongelooflijk om te beseffen dat ik hier op de fiets was gekomen. Ook was het fijn om eindelijk weer andere rijders te zien, voor het eerst in 56 uur! Maar ik voelde me goed en wilde daarom graag door. Ik ben afgedaald naar Sault, waar ik 2 bakken pastasalade heb gegeten voor de volgende klim op het programma stond. De Col de l’homme mort. Zo’n naam geeft de burger moed. Ook deze beklimming ging prima en de afdaling die volgde was schitterend. 30 Km glooiend naar beneden, door een vallei tot aan Laragne, waar ik weer een hotel heb gepakt. 240 km op de teller en met toenemende pijn in m’n linkerknie besloot ik dat ik weer een goede nachtrust nodig had. Ik kon terugkijken op een prachtige dag, schitterende route, goede benen en support van Charlotte gister en m’n ouders vandaag hadden me goed gedaan.
Op dag 5 zat ik om half 7 op de fiets. Voor ik vertrok zag ik dat er nog een rijder in Laragne sliep en dat deze net vertrokken was. Deze rijder bleek de helft van een duo te zijn dat ik al snel inhaalde en de hele dag tegen bleef komen. Het was even zoeken naar ontbijt en ik was dan ook blij toen ik eindelijk een supermarkt vond die open was. Ik had m’n mandje al vol met goed eten toen een dame me kwam melden dat ze nog dicht waren. Ze was onverbiddelijk, zelfs toen ik uitlegde wat ik aan het doen was. Gelukkig verstond ze geen Nederlands. Ik ben weer op m’n fiets gestapt, heb nog ergens een koffie gedronken en vond 10 km later een goed ontbijt en nieuwe batterijen voor m’n Garmin. Al snel belande ik op de N94, de weg die leidde naar de Italiaanse grens. Dit was de eerste ‘N’ weg die ik reed en ik vond het verschrikkelijk. De auto’s razen vlak langs je heen en ik durfde nauwelijks m’n bidon te pakken uit angst dat ik zou slingeren. Vlak voor Briancon belande ik met het Duitse duo nr. 181 en een Zwitser bij een supermarkt voor lunch. Hierna was het flink klimmen richting de grens. M’n knie begon hier behoorlijk pijnlijk te worden en ik moest steeds meer met 1 been trappen. Uiteindelijk bereikte ik de Italiaanse grens bij Montgenevre en na een korte afdaling was het nog 10 km klimmen naar het tweede checkpoint in Sestriere. Waar de Ventoux de dag ervoor nog goed ging was deze klim een drama. Ik kon maar met 1 been kracht zetten en stond bij elke pedaalslag bijna stil. Op dit punt besefte ik me dat ik met deze knie niet naar Istanbul kon fietsen. De Strade Del Asietta was nu echter zo dichtbij dat ik deze zeker nog moest doen. Om 6 uur en met slechts 155 km op de teller kwam ik boven. Waar ik vooraf had bedacht om vandaag ook nog het 40 km lange onverharde parcours over de Strada del Asietta te doen was er nu geen denken aan. Ik was te vermoeid en bovendien zag het weer er slecht uit, het was geen goed idee om op dat moment alleen naar 2500 meter te klimmen. Ik belande op een kamer met Eric Doll, een Brit met Turkse roots die de volgende dag van zijn fiets gereden zou worden in Turijn en op een andere fiets de race heeft voortgezet. Bij de pizzeria heb ik met Eric gegeten met 2 Nederlandse vrijwilligers die het checkpoint bemanden en ging hierna slapen vol hoop dat het morgen beter zou gaan.
Dag 6 begon direct vanuit Sestriere met de beklimming van de Asietta. Eerst 6 km omhoog en daarna 35 km op en af over onverharde wegen, tot een hoogte van zo’n 2500 meter. Hoewel het zwaar was en soms erg technisch op de grindpaden genoot ik van elk moment. De uitzichten waren prachtig, ik had goede controle over m’n fiets op de technische stukken en lekke banden bleven me bespaard. Als afsluiter van de checkpoint 2 route beklommen we de Col del Finestre van de asfaltkant om via de onverharde weg af te dalen naar Meana de Susa. Wederom een erg technische route, met verkrampte vingers van het remmen kwam ik beneden. Vanaf hier stonden honderden vlakke kilometers door de delta van de rivier de Po te wachten.
Eenmaal op het vlakke merkte ik echter direct dat m’n knie het niet toeliet om snelheid te maken. Met een gangetje van 20 km/u op een aflopend stuk weg peddelde ik door, beseffende dat het zo niet ging. Tijdens een lange lunchstop besloot ik om een hotel in Turijn te boeken en daar een laatste nacht te slapen voor ik definitief een beslissing zou nemen over doorgaan of niet. Eenmaal in het hotel wist ik vrij zeker dat ik moest stoppen, ik wilde niet het risico lopen om maanden te moeten revalideren na een knieblessure en Istanbul was nog lang niet in zicht.
De volgende ochtend besloot ik de organisatie te mailen dat ik uit de race was. Ik pakte m’n spullen, zette m’n tracker uit en ging richting het station. Op weg naar het station kwam de teleurstelling binnen, ik overwoog een moment om toch door te gaan, maar voelde ook weer direct dat het echt niet ging. Vlak voor ik bij het station was kwam er nog een Italiaanse fietser naast me rijden die me herkende als deelnemer en met me op de foto wilde. Hij volgde de race op de voet, leuk om te merken hoe mensen meeleven.
Vanuit Turijn ben ik met de trein naar Aosta gereisd, al in de trein had ik m’n lijstje compleet met alles wat ik de volgende keer anders zou doen. De dag er na heb ik een bus gepakt naar Martigny, weer een dag later ben ik naar Lausanne gefietst en daar hebben m’n ouders me op de terugweg van hun vakantie opgepikt.
Het was een geweldige ervaring om mee te doen aan de TCR. Europa veranderd voor even in één groot speelbord en je bent zelf één van de poppetjes die zich daarover bewegen. Het slapen langs de weg, dealen met alles wat er op je pad komt, zoeken naar water en eten, de vermoeidheid en pijntjes, de andere deelnemers die je tegenkomt onderweg, allemaal met hun eigen verhaal. Zoveel dingen maken het een prachtige ervaring.
Toch baal ik dat ik zo vroeg in de race al last van m’n knie kreeg. Ik heb fysiek niet alles eruit kunnen halen door m’n knie, terwijl ik me verder nog prima voelde. En ook de mentale strijd waar ik me op had voorbereid is nooit echt aan de orde gekomen. M’n eerste reactie toen ik stopte was dan ook direct dat ik het nog een keer zou proberen. Nu een paar dagen later komt er toch wat meer besef dat ik evengoed een bijzondere prestatie heb neergezet en geef ik mezelf in ieder geval 1 jaar bedenktijd voor ik besluit om het nog eens te proberen.